De Makaham rivier op Kalimantan in Indonesië kent een intrigerende geschiedenis van sultanaten en traditionele Dayak stammen. Dit gedeelte van Oost-Kalimantan heeft een bijzondere ecologie en culturele schatten die diep verborgen liggen in de Indonesische jungle. De waterweg is bijna 1000 kilometer lang en stroomt langs de donkere oerwouden en beroemde longhouses van de Dayak. De Mahakam rivier leent zich uitstekend voor een cruise van een paar dagen tijdens een rondreis Kalimantan.
De Makaham is de langste rivier van Oost-Kalimantan van wel 980 kilometer lang. De rivier vindt zijn oorsprong in Cemaru waarna het zuidoost stroomt richting de stad Muara Pahu. Daarna kronkelt het zich een weg door het oerwoud en landen met veengrond. Er zijn 30 meren verbonden aan de Makaham rivier door smalle kanalen. Uiteindelijk komt de rivier uit bij de Makaham deltawerken en van daaruit op de Makassar zeestraat. Makaham is erg belangrijk voor de nabije bewoners. Het is een bron van inkomsten en sommige plaatsen zijn alleen te bereiken via de rivier. Aan de kade is het daarom soms een drukte van belang door de transport, handel, de verkoop van vis en vissers zelf. Een cruise over de Makaham toont een uniek kijkje in het leven van de mensen in dit gedeelte van Indonesië.
Kalimantan Mahakam rivier bezienswaardigheden
De Mahakam rivier kronkelt zich 980 kilomter door het landschap van Oost-Kalimantan en daarom zijn er zeker genoeg bezienswaardigheden te bekijken.
Sultanaat in Tenggarong
In Tenggarong was de zetel van het Kutai sultanaat. Hier staat het voormalige paleis van de sultan. De vroegere naam van Tenggarong was Tepian Pandan. De sultan Aji Muhammad Muslihuddin veranderde het echter naar Tangga Arung: huis van de koning. Uiteindelijk zijn deze namen samengevoegd tot één woord. Tenggarong toont enkele bijzondere en indrukwekkende bouwwerken uit de geschiedenis. Daarnaast kent het plaatsje enkele leuke wijken en goede restaurants. In Tenggarong staat ook het Mulawarman museum wat kunstvoorwerpen uit de tijd van het sultanaat en van de Dayak stammen tentoonstelt.
Tanjung Isuy en Jantur aan het Jempang meer
Rondom deze locaties wonen de Benuaq Dayak. U heeft hier de kans wat oude dorpjes te bekijken en te genieten van de natuur. Op en rond het meer zijn veel vogels te zien zoals ooievaars en reigers. In deze omgeving wordt nog traditioneel geweven met plantaardige vezels. In enkele dorpjes zijn traditionele dansvoorstellingen te bekijken.
Het longhouse van Mancong
Mancong is een klein plaatsje met een ontzettend mooi longhouse en wordt tijdens een cruise over de Mahakam vaak aangedaan. Dit traditionele huis is gemaakt van hout en heeft indrukwekkende beelden voor de ingang staan. Het oude huis is absoluut een hoogtepunt van de Dayak bouwwerken. Met het uitzicht op dit longhouse waant u zich in andere tijden. In deze streek ligt de prachtige Ohong Creek met onder andere ijsvogels en apen.
Dolfijnen spotten in Muara Pahu
Muara Pahu ligt in een grote bocht van de rivier Mahakam. In deze omgeving komen neusapen en bijzondere vogels voor. Er is een mooie promenade waar gewandeld kan worden. Maar het plaatsje is vooral bekend om het spotten van de Irrawaddydolfijn. Dit is een opvallende dolfijnsoort en door zijn markante verschijning wordt hij ook vaak ingedeeld bij de familie van de walvis. Het dier heeft een groot meloenvormig voorhoofd. Zijn snavelbek ontbreekt, maar hij heeft wel vooruitstekende lippen. De dolfijnen komen voornamelijk voor in het zuidoosten van Azië. Helaas worden ze met uitsterven bedreigd, waardoor het bijzonder is ze te zien tijdens een rondreis door Indonesië of Azië.
Bijzondere bloemen in het Kersik Luwai Nationaal Park
Bij het plaatsje Melak ligt het Kersik Luwai Nationaal Park. In dit park groeit de ‘zwarte orchidee’ tussen april en december. Daarnaast zijn er nog ruim 50 andere orchideeën te aanschouwen. Deze mooie bloemen groeien voornamelijk op wit zand. Hier leven orang-oetans en het is mogelijk een relaxte wandeling door dit park te maken.
Vlakbij het Kersik Luwai Nationaal Park is de Jantur Gemuruh waterval. Deze waterval stort zich vanaf grote hoogte naar beneden. Een mooi gezicht!
Het pittoreske Muara Muntai
Muaru Muntai was een dorpje op palen en had vrolijke, zoete kleuren. In 2004 verwoestte een grote brand meer dan 250 huizen. Nu is het dorp weer opgebouwd en krijgt het veel terug van zijn oorspronkelijke charme met kleurrijke huisjes, herbergen, winkeltjes en moskeeën. Het dorp is gebouwd op houten palen zodat het beschermd is tegen stijgend water tijdens het regenseizoen. Het is de laatste locatie aan de Mahakam rivier waar spullen gekocht kunnen worden, maar het is wel duurder dan andere dorpen door de afgelegen locatie.
Datah Bilang
Datah Bilang is een recent gebouwde (1970) Dayak vestiging. Er zijn meerdere grote vergaderzalen met schitterend gedecoreerde palen. Het is niet nodig hier lang te blijven, maar het is interessant het even te bekijken.
In de omgeving van de Mahakam rivier zijn genoeg dorpjes te aanschouwen waar sporen zijn te vinden van de oude Dayak cultuur. Het is echter veel te veel om op te noemen. Hoe moeilijker de rivier begaanbaar is, hoe meer ‘echte Dayak’ u ziet. U ziet dan bijvoorbeeld de traditionele kledij, mannen met veel tatoeages en vrouwen met uitgerekte oorlellen. Een cruise over de Mahakam rivier is in ieder geval erg boeiend en een bijzondere ervaring.
Mahakam rivier cultuur
Aan de Mahakam rivier wonen ongeveer 400.000 Dayak in de dorpen langs de waterkant. Tegenwoordig verbouwen ze rijst voor eigen gebruiken en leven ze van de visvangst en jacht op wild. Hierbij gebruiken ze soms nog blaasroeren met speerpunten.
De meeste Dayak wonen niet meer in longhouses, ze zijn christelijk en ze dragen westerse kleding.
In totaal wonen op Borneo ongeveer 3 miljoen Dayak. Zij zijn weer opgedeeld in verschillende stammen waarbij ook verscheidene talen worden gesproken. Enkele van die stammen zijn de Benuaq, Tunjung, Kenyah, Bahau en Modang. De Dayak trokken meer naar de binnenlanden van Borneo. Aan de kustgebieden werden zij namelijk verdrongen of geassimileerd door Javaanse, Maleisische of Chinese kolonisten. De Dayak vormen een unieke cultuur in het al zo cultuurrijke Indonesië.
De religie van de Dayak
De religie van deze stammen wordt Kaharingan genoemd. De moslims in Kalimantan hebben veelal hun geloof nog aangehouden in tegenstelling tot de Dayak die het christendom aanhangen en zelfs hun namen hebben veranderd.
De religie vertelt over goede en kwade geesten, net zoals dat er goede en slechte mensen zijn. Van belang is daarom ook dat mensen zichzelf beschermen tegen de kwade geesten. In slechte tijden waren er daarom veel offers zodat de geesten tevreden gesteld konden worden. Koppensnellen was een handige manier om aan allerlei offers te komen. Hierbij wordt het hoofd van een vijand van de rest van het lichaam gescheiden en meegenomen. Als iemand zeer bedreven was in het koppensnellen, dan was het toegestaan bepaalde sieraden en tatoeages te dragen.
Het idee achter koppensnellen
De Dayak werden lang gevreesd omdat ze bekend stonden als koppensnellers (het afsnijden en meenemen van iemands hoofd na diegene gedood te hebben). Door de komst van Nederlandse kolonisten, de verspreiding van het christendom en de Indonesische autoriteiten zijn deze praktijken niet meer onderdeel van de cultuur.
Daarnaast waren de Dayak animisten, wat betekent dat ze geloven dat er zielen voortkomen in de natuur en waarbij voorouderverering een grote rol speelt. De komst van het koppensnellen ontstond niet zomaar en de Dayak dachten echt dat ze er goed aandeden.
Zo werd er gedacht dat er beter contact met de geest gemaakt kon worden en dat het de bodemvruchtbaarheid bevorderde.
Daarnaast werd er geloofd dat ze meer krachten konden verkrijgen en dat de hoofden hen beschermden tegen ziektes en het mislukken van oogsten. Als iemand de familie iets had aangedaan, was koppensnellen de manier om wraak te nemen. Uiteraard toonde het ook moed, dapperheid en de vermogen om de familie, de gemeenschap en het land te beschermen.
Door onder andere de komst van het christendom werd het langzaam tot de achtergrond verdreven. Volgens Bijbelse principes was het namelijk moord. Het christendom werd geïntroduceerd door christelijke missionarissen in de Nederlandse koloniale tijd.
De goden en gebruiken van de Dayak
Er zijn acht grote goden waartoe de Dayak bidden. De belangrijkste is Bunsu Petara die de wereld, maar ook andere werelden heeft gecreëerd. Daarnaast zijn er nog zeven goden onder andere voor de geneeskunde, de oorlog, de landbouw, de rijkdom en rechtvaardigheid.
Het bidden en de verzoening wordt gehouden aan de hand van rituelen en festivals.
Kwesties worden uitgesproken samen met een Raad van Ouderen in één van de longhouses. Via discussies wordt geprobeerd alle problemen op te lossen.
De agricultuur van de Dayak
Vroeger woonde de Dayak in grote lange huizen waarin een hele clan kon samenwonen. Ze werkten via de zogenaamde ‘brandlandbouw’. Een stuk regenwoud wordt gekapt en nadat de stammen hebben kunnen drogen, worden deze in brand gestoken. Zodra de grond is afgekoeld, maken de mannen plantgaten. Vrouwen strooien vervolgens het zaaizaad uit. Er zijn dan twee of drie rijstseizoenen mogelijk, maar daarna moet de grond tien tot twintig jaar rusten om weer helemaal te kunnen herstellen. Dit kan alleen goed gaan als de bevolkingsdichtheid gering is. Anders droogt de grond uit en is het zelfs niet meer geschikt als grond om vee op te laten grazen.
De kleding van de Dayak
De kleding van de vroegere Dayakstammen was totaal anders dan in de westerse wereld. De mannen droegen bijvoorbeeld een lendendoek waaraan een kleedje was bevestigd. Hierop konden ze dan zitten. Om hun hoofd droegen ze een band met veren of een tulband. Om hun nek, bovenarmen en benen droegen ze kettingen.
De vrouwen droegen een rok met aan de onderkant munten en belletjes en daarbij een soort korset gemaakt van rotan. Daarbij droegen ze nog lange sjaals, kralen en veel armbanden. Enkele vrouwen droegen oorbellen waarbij hun oorlellen zo zwaar zijn dat ze naar beneden zakken. Als een man dapper was, mocht hij meerdere sieraden dragen en kreeg hij ook meer tatoeages.
Het dagelijks leven tegenwoordig
Visserij is de voornaamste bron van inkomsten in het gebied rondom de Mahakam. De meeste mensen zijn dan ook werkzaam als visser. Het middelste gebied van de rivier kan wel 35.000 ton vis per jaar opleveren. Ook komt er olie en gas in het gebied voor, wat veel oplevert voor de export. Ook is het een goede zoetwaterbron waarmee veel gewerkt kan worden. Hier is veel van de lokale cultuur te zien die druk op de rivier bezig zijn in de middagen. Er komen dan handelaars die eten en drinken verkopen aan de rivierkant. Bewoners genieten van de zonsondergang onder het genot van geroosterde maïs, gebakken banaan en vers brood. Ook zijn er veel mensen actief tijdens de nachtelijke uren. Helaas wordt er veel van het regenwoud van Borneo (Kalimantan) gekapt voor hout en gebruikt voor palmolie.
Mahakam rivier Kalimantan flora en fauna
In de Mahakam rivier komen 147 zoetwatervissen voor. De meest bijzondere is de Irrawaddydolfijn die met uitsterven wordt bedreigd. Daarnaast is de rivier ook een broed- en rustplaats voor meer dan 290 verschillende soorten vogels, waarvan er 70 beschermd zijn. Vijf van deze zijn endemische soorten: de Borneose borstelkop, de Borneose blauwe vliegenvanger, de Borneo pauwfazant, de Borneose fluiter en de Borneose bronzeman.
De nabijheid van de exotische flora met zwarte orchideeën, zoetwaterdolfijnen en orang-oetans maken een rondreis over de Mahakam rivier in Kalimantan onvergetelijk.
Mahakam rivier geschiedenis
De opkomst van het Kutai koninkrijk
Aan de oevers van de Mahakam rivier ontwikkelde zich het Kutai koninkrijk. De geschiedenis begon al rond het jaar 350 na Christus en deze periode wordt Kutai Martadipura genoemd. Kutai Martadipura was een hindoe koninkrijk opgericht door Mulawarman bij de plaats Muara Kaman. Het Kutai koninkrijk wordt gezien als de oudste Indonesische monarchie.
Vlakbij de Mahakam rivier in de plaats Kutai zijn zeven stenen pilaren met geschreven inscriptie gevonden. Er staat onder andere op ‘voor de Brahman priesters’. Er wordt gedacht dat Indiase handelaars naar de eilanden van Java, Sumatra en Sulawesi zijn geweest waar ze de hindoe religie hebben verspreid. Brahman staat voor de onveranderlijke werkelijkheid die uit zuiver bewustzijn bestaat.
De namen van drie leiders zijn bekend door de inscriptie. De eerste leider die wordt genoemd is Kudungga (heer van de mannen) en zijn zoon Aśwawarman, opgeschreven als ‘vinder van de dynastie’. Daarna komt zijn zoon Mūlawarman, ‘heer van de koningen’ genoemd.
Doordat de naam van Kundungga niet in het Sankriet is geschreven en de andere twee wel, wordt ervan uit gegaan dat hij de eerste leider is van het volk de Dayak. Zijn zoon, Aśwawarman, nam hoogstwaarschijnlijk de hindoeïstische religie over.
De naam van het koninkrijk wordt nergens genoemd in de inscripties of andere documenten van andere landen die misschien iets met het koninkrijk te maken kunnen hebben. Daarom is het niet duidelijk wat er precies is gebeurd met het koninkrijk nadat de pilaren af waren. Het kan een reflectie zijn van een oude naam die duizend jaar later weer in gebruik is genomen.
De tweede periode en de verspreiding van de islam
De periode die daarna volgt (rond 1300 na Christus) noemt men Kutai Kartanegara. Kutai Kartanegara werd opgezet door mensen uit Java die ook een locatie vlakbij de riviermond van Mahakam innamen. De tweede leider, Aji Pangeran Sinum Mendapa (regeerde van 1635 – 1650) veroverde het koninkrijk Kutai Martadipura en voegde het samen tot Kutai Kartanegara Ing Martadipura.
Hier werd de islam verspreid vanaf het jaar 1565 door de Javaanse moslimpriesters Tunggang Parangan en Ri Bandang.
Geschiedenis na de koninkrijken
In 1667 viel de Nederlandse V.O.C. Makassar aan op het eiland Sulawesi want de ondergang betekende voor het Bugis koninkrijk op Gowa. Sommigen van de Bugis, onder leiding van Lamohang Daeng Mangkona of Pua Ado I, immigreerde naar Kutai op het naburige eiland Kalimantan. De heerser van Kutai stond toe dat zij zich konden settelen in kampung Melantai bij de rivier. Dit gebied heeft zich uiteindelijk ontwikkelt tot de moderne stad Samarinda.
In de jaren ’70 van de 21e eeuw werd door de Indonesische overheid een verhuizing georganiseerd omdat onder andere Java, Bali en Madura overbevolkt was. Door te verhuizen naar andere gebieden kon bovendien de landbouw beter verspreid worden. In 1973 was ongeveer 26% van de bevolking in Kalimantan daar gekomen door de verhuizing.
Bekijk onze rondreizen door Indonesië en de rondreizen door Kalimantan.